Column uitmarkt 2006
Antwoord van Steve Austen op de stelling:
“De segregatie tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland moet door het kunstbeleid van de overheid worden opgeheven.”
Het eerste dat in deze stelling opvalt is de unverfroren schaamteloosheid ervan. Nederland heeft zich sinds de invoering van een Rijks-Kunstbeleid, (overgenomen van de Duitse bezetter), buitengewoon ongemakkelijk gevoeld bij het idee, dat al dat kostbare geld (0,29%) van de rijksbegroting, zomaar aan kunst- en kunstbevordering besteed zou moeten worden.
Zo moesten de kunstenaars eerst jarenlang door het land gesleept worden in het kader van de zgn. spreidingsgedachte, toen dat niet meer belangrijk werd geacht moest de kunst maatschappelijk relevant zijn, wat daarmee bedoeld werd wist niemand.
Met het aantreden van Staatssecretaris van der Ploeg moest opeens de internationalisering van kunstenaars en kunstinstellingen worden ingeruild voor zoiets nobels maar daarom niet minder modieus, als jongeren en diversiteit.
De staatssecretaris deinsde er niet voor terug om geheel nieuwe initiatieven van omvangrijke budgetten te voorzien.
Het fraaiste voorbeeld was de Stichting Phoenix, nomen est omen, die de vermeende achterstand van de gekleurde medelandse kunstenaar zo snel mogelijk zou opheffen.Het zal u niet verbazen dat genoemde stichting na het opsouperen van een aanzienlijk subsidiebedrag zichzelf moest opheffen wegens verregaande klunzigheid.
En dan nu de nieuwste trend.
In de hoofden van sommigen heeft kennelijk de mening postgevat dat kunst- en kunstenaars het onvermogen van de Nederlandse samenleving om zich beschaafd te gedragen moeten maskeren door vooral leuk bezig te zijn in het kader van de integratie.
Nu moet u niet denken dat ik geen voorstander van integratie zou zijn, of dat ik niet vind dat alle burgers, dus ook kunstenaars daar een rol in moeten spelen; het tegendeel is het geval.
Maar of het echt kan, dat is maar zeer de vraag.
Ik zou zeggen; first things first: eerst de apartheid opheffen en dan vol overgave lekker met zijn allen integreren.
Met andere woorden: iedere burger die wil integreren, wit, geel of bruin, moet zich wel verzekerd weten van bescherming door de Nederlandse grondwet.
Nu is er met die grondwet wat vreemds aan de hand: weliswaar wordt gepoogd de nieuwkomers van het belang van de grondwet te doordringen; er wordt niet bijgezegd dat het inroepen van diezelfde grondwet door de burgers in Nederland niet mogelijk is.
In tegenstelling tot andere moderne democratieën kent Nederland nl. geen Constitutioneel Hof, een deftig woord voor een onafhankelijke rechterlijke instantie die het laatste woord heeft in zaken waarin de individuele burgers vinden dat hun burgerrechten worden geschonden, door andere burgers, instellingen of de staat.
Het behoeft geen betoog, dat een fatsoenlijke rechtsstaat, die zijn burgers serieus neemt, zich moet kunnen permitteren dat diezelfde burgers de staat kunnen corrigeren op zijn handelen, bijvoorbeeld in het uitvaardigen van maatregelen of wetten die ronduit discriminerend zijn, en daardoor in strijd met artikel 1 van de grondwet.
Dat is bijvoorbeeld het geval met de zgn. allochtonenwet uit 1994. Die wet verbiedt het mij om allochtoon te worden, hoe graag ik dat ook zou willen.Ik beschik nl. niet over de juiste etnische kenmerken om tot deze geprivilegieerde categorie Nederlanders te worden toegelaten. Je reinste discriminatie dus. Nu kan ik natuurlijk naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg gaan, maar de weg naar Straatsburg is niet makkelijk, duurt lang en is bovendien kostbaar.
Het zal dus niet verbazen dat tot heden nog niemand de staat der Nederlanden heeft aangeklaagd wegens structurele discriminatie. Maar wat niet is, kan komen.
Nederland dat altijd vooraan stond in de strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika houdt er zelf een door regering en parlement goedgekeurd apartheidsbeleid op na.
In strijd met een grondwet die weliswaar op papier staat, maar die in de ogen van vooraanstaande staatsrechtgeleerden niet meer is dan een gentlemen’s agreement. Een vrijblijvende afspraak dus, en dat niet eens: hele volksstammen zijn bij het gentlemen’s agreement niet betrokken.
Het is een schoolvoorbeeld van Holland marketing, de zaak altijd mooier voorstellen dan hij is. In vrijwel alle andere Europese landen kunnen de burgerrechten van de eigen onderdanen, zoals vastgelegd in de grondwet van het betreffende land, worden erkend. Alleen in Nederland is het afhankelijk van een toevallige consensus of je erbij mag horen of niet. Je reinste willekeur, niemand is ooit aanspreekbaar, laat staan aansprakelijk.
Wie in zo’n land de kunsten te hulp roept om de apartheid te camoufleren, getuigt niet alleen van de typisch Nederlandse eigenschap van hypocriet cynisme, maar zoekt de grenzen op van het fatsoen, in de verwachting dat de zelfgenoegzame burger dergelijke perversiteiten niet doorziet.
Helaas is die verwachting niet geheel ongegrond.