Nu de directie van de Efteling besloten heeft voortaan gekostumeerde bezoekers te weigeren, kun je je afvragen of hiermee niet het langzame maar onmiskenbaar naderende einde van de Efteling en soortgelijke vormen van cultuuroverdracht is ingezet. Het assertieve, van eigen kwaliteit overtuigde individu geeft al enige decennia de toon aan in de studies van marketeers en de werkplaatsen van de ‘culturele industrie’. Niet voor niets vormt vanaf het ontstaan van deze en andere modieuze omschrijvingen van ordinaire geldklopperij de wereld van de publiciteits-, advertentie- en reclameburo’s de grootste leverancier van producten en projecten in de culturele bedrijfstak.
Logisch als het begrip cultuur zodanig gedemocratiseerd is dat alles gedaan c.q. nagelaten moet worden om te suggereren dat er in de kunsten, die voor het gemak ook maar tot de culturele industrie gerekend worden, een hierarchy of values zou bestaan. Heel verstandig, de potentiële consument van kunst- en cultuur mag natuurlijk niet afgeschrikt worden. Sterker nog, hij of zij moet het idee hebben er over te kunnen meepraten omdat tenslotte iedereen er verstand van heeft. Als ik Hans Onno van den Berg moet geloven, en dat doe ik want hij heeft er voor doorgeleerd, is de cultuurparticipatie van de Nederlandse burger tot ongekende hoogte gestegen. In zijn commentaar (NRC Handelsblad, 11 september 2014) op de pogingen van Melle Daamen (NRC Handelsblad, 21 en 28 augustus 2014) om zoiets als een cultuurdebat aan te zwengelen via twee volle pagina’s in het NRC, legt Hans Onno onnadrukkelijk de vinger op de zere plek. Als er al een cultuurdebat gevoerd moet worden dan zal dat, rekening houdend met de inmiddels gegroeide praktijk, over veel meer moeten gaan dan de door Daamen genoemde kunstenaars en kunstinstellingen die op een of andere manier afhankelijk zijn van de subsidie-industrie. Daamens’ eigen instelling, de Amsterdamse Stadsschouwburg, maakt daar deel van uit.
Het siert Daamen dat hij aandacht vraagt voor de factoren die het directe voortbestaan van de aanbieders en afnemers in het circuit van erkende musea, schouwburgen, concertzalen, gezelschappen en festivals bedreigen. De omgeving van deze instellingen verandert zo snel dat verdienmodellen van gisteren morgen passé zijn. Hoewel heel even aangeduid, focust Daamen niet voluit op de bepalende factor in dit veranderingsproces, namelijk het publiek. Te lang is ‘Het Publiek’ gezien als een volume-coëfficiënt, uitdrukkelijk niet als een toevallige verzameling individuen met ieder voor zich eigen appreciaties en waardenoriëntaties. De gerichtheid op de politiek en de overheid als voorwaardenschepper voor deze bedrijfstak die uit Daamens pleidooi blijkt, zal, hoewel begrijpelijk, niets opleveren indien niet ingezien wordt dat het draagvlak van iedere kunstinstelling ligt bij het publiek. Het mobiliseren daarvan vereist kennis van iedere bezoeker persoonlijk; zijn voorkeuren, specifieke verwachtingen, werkkring etcetera.
Download hieronder de hele column van Steve Austen in MM nieuws 2014 #2.